Donderdag 4 maart 2010
Voor de generale repetitie van start gaat, zit ik op de trap in de wandelgangen te kijken naar de grime. Achter de grime staan de tafels waarop Monique haar waren heeft uitgestald: broodjes, koeken, drank. Het is mijn langste pauze sinds we begonnen zijn. Iedereen is aan het werk, en ik heb tijd. Ik was vergeten dat dit moment zou komen, maar ik herinner het me. Regisseren is de kunst om jezelf overbodig te maken.
Voor de acteurs moet alles nog beginnen. Zij moeten hun prestatie nog leveren. Het maakt niet uit of ze geweldig repeteerden, of het moeilijk hadden. Wat telt, is wat hun publiek zal zien: vanaf morgen. Voor de spelers is nog niets verloren, maar ook nog niets gewonnen. Hun en mijn wegen scheiden nu geleidelijk. De scheiding is ook tastbaar. Zij staan op het speelvlak achter het water, en ik zit op de andere oever bij de toeschouwers. Gisteren nog met pen en papier, straks met lege handen.
Er was al enig publiek: een lief, enkele dames, een videocamera. Dat is nieuw. Repeteren creëert een intimiteit. Rond het oefenen sluiten de rangen. Wij weten wat we doen, en niemand anders mag daar bij zijn. Wie niet bij het gezelschap hoort, is een ongewenste vreemdeling. Maar ook dit kantelt morgen. Vanaf morgen gaat het over: je zo goed mogelijk laten zien aan zo veel mogelijk mensen.
Bij de nabespreking stond ik op scène en zat mijn gezelschap op de tribune. Voor het laatst. Tijdens het zalven en het slaan keek mijn andere helft naar het beeld van de groep. Ik kan het me nu scherp voor de geest halen. Dat moet nog lang zo blijven.
Koen De Feyter