Maandag 1 maart 2010
Jaren geleden schreef Heiner Muller een stuk met de titel De Hamletmachine. Vrijdag stond ik in het midden van de PMmachine. De hele avond draaide om lichtbundels, overgangen, rekwisieten. Acteurs waren stukken op een schaakboord. Ze spraken wel, maar op commando van de techniek. Met enige overdrijving: de mens in de machine. Om kwart na elf was ik uitgeput. Maar de boot voer op het water. Nog zonder masten. En met een bootsman. Tijdens de voorstellingen staan de masten op het schip en een bootsvrouw aan het roer.
De laatste week begint. Ik houd niet zo van Grote Momenten, van regisseurs die alle acteurs bij elkaar roepen en hen te elfder ure de mantel uitvegen/moed inspreken/intimideren/vleien/toespreken vanuit de buik. Als ik straks, voor het begin van de doorloop toch iets zeg, zou het dit kunnen zijn: “Ik heb maar twee ideeën. Het eerste is: het publiek verrassen door met de tekst allerlei onverwachte dingen te doen. De tekst is stram en oud, maar de voorstelling wil vol leven, licht, kleur en spelplezier zitten. De verbeelding heeft de macht. Dus hoeven de acteurs niet in te houden. Maar drie personages in het stuk hebben diepgang, en de rest mag zich uitleven. Het tweede idee is dat het hart van het stuk bestaat uit de scènes tussen het drietal. Uit die scènes moet het drama komen. De drie zijn Arkel, Golaud en Mélisande. Gisteren zag ik plots een parallel tussen Arkel en Golaud. Het leven is Arkel tussen de vingers geglipt, en Golaud overkomt tijdens het verloop van het stuk net hetzelfde. Misschien was Arkel toen hij jong was, de bruut die Golaud nu is. De mooie Mélisande gebruikt Golaud als boksbal voor zijn overschot aan testosteron. En als ze nu eens zou sterven met een glimlach, blij dat ze mag vertrekken, bevrijd? Ziedaar, de uitdaging van onze voorstelling: een karnaval bouwen op het verdriet”.
Straks koop ik nog een leeslampje. Ik zie in de zaal met mijn verslechterende ogen zo goed als niets als enkel het speelveld is verlicht. Kan niets lezen, niet zien wat ik opschrijf. Kaars en bril heb ik nodig.
Koen De Feyter