Pygmalion (George Bernard Shaw), 1991
Voor Epidauros zijn de barensweeën bij de keuze van een nieuwe produktie steeds hevig, meestal lang en pijnlijk. Zo was het ook in de zomer van 1990. Het auditorium Sint-Michiel, de verbouwde kapel, zou op het einde van dit jaar voltooid worden. De groep voelde zich moreel verplicht deze zaal “in te spelen”. Maar dit was rapper gezegd dan gedaan. Want een scène van het kaliber zoals in het auditorium vraagt natuurlijk iets anders dan een intimistisch stuk met drie of vier personages. Dus moesten wij opteren voor een produktie met veel volk. Jongeren, leerlingen van de school. Na heel veel gepalaber werd gekozen voor de klassieker Pygmalion van George Bernard Shaw. Koen de Feyter wilde de regie op zich nemen en Luc de Clercq tekende voor de zware last van de produktie.
Toen het startschot viel, bleek alras wat voor een massa problemen, organizatorische en andere, opgelost moesten worden. Een tweedaagse auditie bracht het akteursaantal op peil, en er bleken voldoende entoesiaste handen te zijn voor het (vele) werk achter de schermen. Er werd koortsachtig gewroet en vergaderd. Er werd intens gerepeteerd (met een cast van 37 mensen). De hindernissen doken op: zo werd de aktrice voor het personage Eliza, de hoofdfiguur, zes weken voor de première ziek en moest vervangen worden. Toch liet niemand zich ontmoedigen. Met zeer veel geestdrift (vooral dank zij de onvermoeibare regisseur, die erin slaagde een zeer goede geest te bewerkstelligen) geraakte men tot aan de voltooiing. Sara Adriaenssens, die Eliza Doolittle zou spelen, ontpopte zich als een natuurtalent en gooide zich op haar personage met een nooit geziene werkkracht. De anderen bleken niet minder entoesiast en waren niet klein te krijgen (ik heb met bewondering gekeken naar sommige figuranten, die met een ijver en een zorg aan hun personage werkten die men in sommige professionele teaters niet vindt).
Het financiële probleem was ook niet voor de poes. Het dreigende gevaar van het failliet van de groep werd tekeer gegaan door enkele gulle sponsors, die wij dan ook zeer dankbaar zijn. Bleef nog de klip van de akoestiek in de zaal, waar wel iets aan te doen viel, maar niet voor honderd procent. Maar ja... De première bracht een afgewerkte, estetische en originele produktie. Die werd beloond met een overvloedig publiek (dubbel zoveel als wij verwacht hadden). Bij de laatste opvoering moest zelfs het afgesloten balkon geopend worden om iedereen een plaats te kunnen geven. Er waren entoesiasme en waardering. De enkele negatieve stemmen brachten vooral de akoestiek en de verstaanbaarheid te berde. Maar er was gezorgd voor een waardevolle, artistiek verantwoorde produktie, en ik mag wel zeggen: onvergetelijk voor allen die hebben meegewerkt.
A. Raeymaekers (1EK62)
(uit: Schakel, jrg. 43, 1991, p. 102)