Eén vloog over het koekoeksnest (1980)
Dale Wasserman (naar de roman van Ken Kesey)
Dramatische apologie van de waanzin...
U herinnert zich nog wel, lieve lezer(es), Epidauros’ recentste produktie Eén vloog over het koekoeksnest van Dale Wasserman, naar de roman van Ken Kesey, in een vertaling van Eddy Asselberghs (KNS). Mij liggen die opvoeringen, en de uren voorbereiding die er aan vooraf gingen, nog vers in het geheugen, misschien zelfs iets té vers, en dat precies maakt het me nu een beetje lastig hier voor u enkele herinneringen aan het stuk op te halen.
Het heeft niet veel zin, denk ik, in te gaan op de regie-interpretatie als zodanig — en hopelijk was die voldoende geprofileerd — want daar moet u ten slotte de tekst voor gelezen hebben, of u moet onze produktie tenminste kunnen vergelijken met de opvoering van andere gezelschappen. U iets vertellen over de manier van werken, vanaf de eerste lezing tot en met de generale? Ach, u geeft toch ook uw liefste keukengeheimpjes niet graag prijs! We zouden ook het realiteitsgehalte, de waarschijnlijkheid van het stuk onder de loupe kunnen nemen, maar ik vrees dat we dan heel wat Schakels moeten volschrijven om een min of meer afgeronde diskussie te kunnen prezenteren. Op dit vlak waren de kommentaren uit de zaal inderdaad erg extreem: de een vond het allemaal nogal overdreven (“zo gaat het er toch niet aan toe in een asiel”), de andere beweerde dat het allemaal veel te braaf en veel te menselijk was. Zo zie je maar. Indien het stuk u, lieve toeschouwer, geraakt heeft, kunt u zich het best zelf dokumenteren om een oordeel te vellen over dit aspekt.
Eén ding kan ik echter beslist zeer duidelijk stellen: van het weinige dat ik, tijdens de opvoeringen mét publiek, van het stuk heb gezien, werd ik gewoonweg koud. Het verbluffende spel op de planken en de daaruit voortvloeiende aandacht en emotionele betrokkenheid van het publiek bezorgden me soms gewoonweg koude rillingen, zelfs na al die uren kauwen en herkauwen van de tekst, na al die repetities. Wat nog maar eens bewijst dat toneel ook door het publiek wordt gemaakt, en dat pas tijdens de opvoering de akteur zijn volle maat kan geven.
Zo herinner ik me de uiterst geslaagde vertolking van Bert Annemans als Chief Bromden, die met zijn grotendeels stom en vrij statisch spel — een moeilijke opgave — een ontroerende présence op de planken bracht. Ook Frank Van Beeck leverde als de ruwe maar sympatieke en rechtvaardige MacMurphy een uitstekende prestatie. Samen met de Chief zorgde hij trouwens voor een van de ontroerendste momenten van het hele stuk, met name wanneer zij samen bij het raam de overvliegende ganzen nakijken en mediteren over de jeugd en de vrijheid. Die vogels werden overigens zeer goed achter de schermen geïmiteerd door de nasaie inspanningen van Luc Cuypers, Roel Leroy en Mark Leysen. Philip Delcourt en Jan Schoonbaert speelden op overtuigende wijze de rol van de helpers Warren en Williams: kruiperig tegenover hun bazin, wreed tegenover de patiënten. Sonja Focketijn vertelde me, eigenlijk niet in het vel van hoofdverpleegster Ratched te kunnen kruipen. Niks verbazends, want wie zou het aanvankelijk wél willen of kunnen? Uiteindelijk leverde ook zij een schitterend personage af. Ann Musschoot verdient een welgemeend open doek voor haar vertolking van verpleegster Flinn, het karakterloze en bange meisje dat zich voortdurend achter de brede schouders van Ratched verbergt. Fons Raeymaekers, Koen De Feyter, Gerrit Rauws, Patrick Geis, Dirk Rombaut en Armand Vijgen vormden de groep ‘gekken’, de ‘psycho-keramieken’ of gebroken potten van de mensheid. Zij allen stonden voor de uiterst zware opgave hun figuur zo reëel mogelijk uit te beelden, zonder ze echter beiachelijk te laten overkomen bij het publiek, en daar zijn ze, elk op zijn eigen persoonlijke wijze en met veel fantazie, voortreffelijk in geslaagd. Zij zorgden trouwens voor enkele onvergetelijke, ontroerende taferelen. Roel Leroy als Dr. Spivey en Luc Cuypers als nachtwaker Turkle waren uitstekend en meer dan overtuigend, en ook Mark Leysen als de technicus een kleine maar goed gespeelde rol kan tevreden zijn. Na afloop van het stuk kwam een man ons namelijk vertelien dat de eiektroshock-machine, die Mark zelf had ontworpen en gebouwd, bijna Identiek was met de machine waaraan hijzelf ooit ‘verbonden’ was geweest in een bepaalde ‘instelling’, wat dus tot pijnlijke herinneringen had geleid. Magda Gommeren en Greet Verheyen ten slotte als de prikkelpopjes Candy en Sandra, bleven, aan de reakties achteraf te horen, lang niet ‘onopgemerkt’! Overtuigende en overrompelende vertolkingen waren het van beiden alleszins.
Toneel is echter niet alleen akteren: ook achter de schermen werd er vóór en tijdens de opvoeringen hard gewerkt. Zonder het entoesiasme en de materiële en technische hulp van Jos Veraart — die met Mario Van Simaeys en Raf Dercon instond voor de belichting, en zoals steeds het dekor recht zette — zou een Epidauros-produktie gewoon ondenkbaar zijn. Ludo Van Hoydonck (van 't winkeltje, jawel) en Emiel Van der Taelen verzorgden de technische aspekten van het geluid, en de speciale effekten waren bedacht en gerealizeerd door Jan Schoonbaert (pyrotechniek), Jan Peeters (kontroiebord) en Mark Leysen (shock-machine). Mevrouw Ingrid Faes-Dierckx hielp ons bij het ontwerp van het decor, en de pruiken werden ons geleend door Georges Van der Spurt (E.W.T.-Randstadtheater Deurne). Fons Raeymaekers bezorgde zoals steeds de akteurs het gewenste tintje, een taak die hij met kennershand en een bijna sadistisch genoegen ter harte neemt. Luc Van den Bergh, onze trouwe opgever, zat alweer paraat in zijn ‘souffleursbak’. Tot slot ook mijn dank aan onze lieve en behulpzame toneelmeesteresjes Lieve en Hilde Van der Veken, en niet het minst aan de heer Dercon, die het hele gebeuren op video opnam.
Met Eén vloog over het Koekoeksnest heeft Epidauros zijn kwaliteiten, mogelijkheden en ambities ten volle getoond, en de balans is over de hele lijn wel overwegend positief te noemen, dacht ik zo. Alleen nog dit: naar verluidt waren sommigen nogal geschokt, o.a. door het taalgebruik. Ik zou die mensen, in alle bescheidenheid dan, de raad willen geven hun ogen en oren voor het dagelijkse leven, voor de realiteit, wat meer en wat beter open te houden. Misschien zouden zij dat leven en die realiteit dan iets beter gaan begrijpen.
Uw regisseur,
Luc Pay
(uit: Schakel, jrg. 32, 1980, pp. 76–78)